De binnenluchtkwaliteit verwijst naar de samenstelling van de lucht in gebouwen en de impact ervan op de gezondheid en het welzijn van de aanwezige personen. Bovendien beïnvloedt het de productiviteit van mensen en het risico op virale besmetting. Vanwege de cruciale rol van de binnenluchtkwaliteit zijn er verschillende richtlijnen in de wetgeving opgenomen.
In veel verschillende sectoren zijn mensen verplicht om vrijwel de hele dag binnen te blijven, of ze nu werken, studeren of wonen. Denk bijvoorbeeld aan kantoorgebouwen, kinderdagverblijven, scholen, verzorgingstehuizen en ziekenhuizen.
Op het eerste gezicht lijken het veilige en neutrale plekken, maar toch kunnen de werknemers of bewoners last krijgen van het Sick Building Syndrome (SBS). SBS omvat verschillende niet-specifieke klachten die worden ervaren door de aanwezigen in een gebouw en die rechtstreeks verband lijken te houden met de tijd die in het gebouw wordt doorgebracht, en dus gerelateerd zijn aan de binnenluchtkwaliteit. Er kan geen specifieke oorzaak of ziekte worden vastgesteld en de symptomen verdwijnen meestal snel na het verlaten van het gebouw.
Het gaat om ogenschijnlijk onschuldige en vage klachten zoals hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, irritatie van de ogen, neus of keel, niezen, hoesten, droge of jeukende huid. Uiteindelijk kan het leiden tot veel ernstigere symptomen en langdurige ziekten zoals luchtweginfecties, cardiovasculaire problemen, astma, allergieën en zelfs (long)kanker.
Bepaalde mensen zijn kwetsbaarder voor binnenluchtvervuiling dan anderen. Dit zijn onder meer kinderen, zwangere vrouwen, mensen ouder dan 65 jaar en personen die lijden aan hart- en vaatziekten en aandoeningen van de luchtwegen (bijv. astma).
Een slechte binnenluchtkwaliteit is niet alleen een kwestie van comfort of een gezondheidsrisico voor werknemers en bewoners, maar het kan ook aanzienlijke extra kosten met zich meebrengen voor bedrijven als gevolg van een verminderde concentratie, lagere productiviteit en een hoog ziekteverzuim. Op scholen leidt een slechte binnenluchtkwaliteit ook tot concentratie- en leerproblemen, wat op zijn beurt een impact kan hebben op de verdere ontwikkeling en het latere onderwijs.
Deze problemen leiden uiteindelijk tot hogere zorgkosten, wat bijdraagt aan de groeiende financiële druk op ziekenfondsen en de samenleving.
Naarmate gebouwen steeds beter thermisch geïsoleerd worden, groeit het belang van intelligente ventilatiesystemen die zorgen voor een optimale binnenluchtkwaliteit en tegelijkertijd het energieverlies minimaliseren. Elk jaar worden aanzienlijke hoeveelheden geld en energie verspild als gevolg van inefficiënte verwarming, ventilatie en airconditioning, waaraan open ramen een belangrijke bijdrage leveren.
Moderne ventilatiesystemen regelen de binnenluchtkwaliteit op basis van verschillende parameters, zoals temperatuur (T), relatieve vochtigheid (RV), koolstofdioxide (CO2), totale vluchtige organische stoffen (TVOC) en koolstofmonoxide (CO). Deze parameters wijzigen afhankelijk van het aantal mensen in een ruimte, de tijd die ze daar doorbrengen, de buitentemperatuur en het gebruik van bepaalde verontreinigende stoffen.
In kantoren en werkplekken zorgen luchtkwaliteitssensoren, die in HVAC-systemen zijn geïntegreerd, voor maximale energie-efficiëntie, adequate ventilatie en goede luchtkwaliteit, wat uiteindelijk een gezonde en productieve werkomgeving oplevert.
Virussen verspreiden zich via druppeltjes en aerosolen in de lucht, het risico op infectie is veel groter in drukke en slecht geventileerde ruimtes. Wanneer iemand hoest of niest, worden er miljoenen druppeltjes slijm en speeksel uit de mond verspreid. Deze druppels kunnen groot zijn, zoals regendruppels, of te klein om te zien. De druppeltjes kunnen rechtstreeks op andere mensen terechtkomen en de luchtwegen binnendringen, of op nabijgelegen oppervlakken landen, waar ze kunnen verdampen en virusdeeltjes achterlaten. Door het aanraken van oppervlakken zoals deurknoppen of openbare touchscreens en vervolgens de neus, mond of ogen, kunnen virusdeeltjes worden overgedragen in het lichaam.
In vergelijking met druppels bevatten aerosolen minder infectieuze virusdeeltjes vanwege hun kleinere formaat (50 μm), maar het inademen van grote aantallen aerosolen die het virus bevatten, kan leiden tot een infectieuze druppel. Daarnaast kunnen aerosolen gedurende een langere periode in de lucht blijven hangen (en zich behoorlijk ver verspreiden) voordat ze op een oppervlak landen of op een persoon in de buurt terechtkomen. Binnenshuis, in slecht geventileerde ruimtes, kunnen de aerosolen lange tijd in de lucht blijven hangen.
Door te zorgen voor een goede ventilatie worden verontreinigingen in de binnenlucht verminderd. Een van de meest effectieve manieren om ziekteoverdracht binnenshuis te beperken, is door zo vaak mogelijk het grootste deel van de lucht in een ruimte te verversen – waarbij de muffe, mogelijk besmette lucht vervangen wordt door frisse buitenlucht of gezuiverd wordt door hoogefficiënte filters. De meeste ventilatiesystemen zijn ontworpen om voldoende frisse lucht te voorzien bij een hoge bezettingsgraad van de ruimte. Wanneer de ruimte echter niet (volledig) in gebruik is, kan de luchtvolumestroom worden verlaagd terwijl dit toch nog voldoende frisse lucht voorziet. Het circuleren van verse lucht helpt virussen uit ventilatieroosters te verwijderen, zodat ze zich niet binnenshuis ophopen.
Dankzij de expertise opgedaan tijdens de COVID-19-pandemie en de groeiende bewustwording van het belang ervan voor de gezondheid, wordt er steeds meer aandacht besteed aan een goede binnenluchtkwaliteit.
Verschillende organisaties, waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Europese Commissie (EC) en de nationale overheden, verstrekken informatie en richtlijnen met betrekking tot de samenstelling en het behoud van een aanvaardbare binnenluchtkwaliteit. Sommige drempelwaarden, zoals die vastgesteld door de EC, zijn juridisch bindend voor de EU-lidstaten.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de internationale volksgezondheid en bestaat uit maar liefst 194 lidstaten. De WHO heeft richtlijnen uitgevaardigd voor aanvaardbare niveaus van verontreinigende stoffen in de binnenlucht om de volksgezondheid wereldwijd te beschermen. De aanbevelingen van de WHO hebben – onder meer – betrekking op fijnstof, koolstofmonoxide (CO), formaldehyde en VOC's.
De Europese Unie (EU) heeft geen uitgebreide regelgeving voor binnenluchtkwaliteit, maar heeft wel grenswaarden vastgesteld voor specifieke verontreinigende stoffen van de binnenlucht in gebouwen, waaronder benzeen en CO. De EU-regelgeving ter verbetering de binnenluchtkwaliteit, omvat de richtlijn Energieprestatie van Gebouwen (EPBD) en de Bouwproductenverordening (CPR). Deze regelgevingen stimuleren betere ventilatiesystemen en stellen normen voor bouwmaterialen om luchtverontreinigende stoffen binnenshuis te verminderen.
De herziene richtlijn Energieprestatie van Gebouwen (EU/2024/1275) is op 28 mei 2024 in alle EU-landen in werking getreden en draagt bij aan een hogere renovatiesnelheid binnen de EU, met name voor de slechtst presterende gebouwen in elk land. De richtlijn draagt bij tot de doelstelling om de uitstoot van broeikasgassen in de bouwsector tegen 2030 met minstens 60% te verminderen ten opzichte van 2015, en om tegen 2050 een koolstofarm, emissievrij gebouwenbestand te bereiken.
In België stelt de wet van 6 november 2022 referentieniveaus vast voor CO2-concentraties en ventilatiesnelheden voor gesloten ruimtes die publiek toegankelijk zijn. Deze wetgeving vormt de basis voor een ambitieus beleid ter verbetering van de binnenluchtkwaliteit in openbare ruimtes. Vanaf 1 januari 2027 zijn exploitanten en eigenaren verplicht om ten minste één luchtkwaliteitsmeter te gebruiken, een risicobeoordeling uit te voeren en – indien nodig – een actieplan op te stellen.